De kracht van woorden: Let op wat je zegt tegen je kind

De woorden die je gebruikt hebben een enorme impact op je kind. Ze beïnvloeden hoe je kind zichzelf ziet en hoe het zich gedraagt. Eén van de meest krachtige woordcombinaties die je vaak onbewust gebruikt, is “je bent.”

Die twee woorden lijken onschuldig, maar ze kunnen een groot verschil maken, vooral als je ze op de verkeerde manier gebruikt.

Waarom “je bent” zo’n grote invloed heeft

Wanneer je “je bent” op een negatieve manier gebruikt, geef je je kind onbewust een label. Daarmee raak je aan de kern van hoe je kind zichzelf ziet: zijn of haar identiteit. Natuurlijk kun je “je bent” ook op een positieve manier gebruiken, zoals:

“Je bent lief.”

“Je bent zo creatief.”

“Je bent fijn aan het spelen.”

Maar zodra het negatief wordt, kan het schadelijk zijn.

De impact van een verkeerd “je bent”

Stel dat je zegt:

Sophie, ben je nou weer je tas vergeten op school? Je bent ook echt een oen, hè!

Misschien zeg je dit lachend, maar als je het vaker doet, gaat Sophie uiteindelijk geloven dat ze een “oen” is. Het woordje “oen” voegt niets positiefs toe en geeft alleen een stempel. Dat wil je natuurlijk niet.

Elke keer dat je “je bent” zegt, slaat je kind dit op als een stukje klei in haar brein. Al die stukjes klei vormen samen de identiteit van je kind, zowel de positieve als negatieve.


Hoe kun je dit anders aanpakken?

In plaats van een label te geven, benoem je het gedrag of de situatie. Zo blijft de identiteit van je kind onaangetast.

In het voorbeeld wordt het dan:

“Sophie, ik zie dat je je tas weer bent vergeten. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat je morgen wel aan je tas denkt?”

Je benoemt wat er gebeurt en zoekt samen een oplossing.


Gedrag versus persoonlijkheid

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen gedrag en persoonlijkheid. Stel dat je kind tijdens een telefoongesprek steeds schreeuwt. Je zegt dan snel:

“Bah, wat ben jij vervelend!”

Maar vind je je kind echt vervelend? Of vind je het gedrag vervelend? Het verschil is groot. Beter is om te zeggen:

“Wat gedraag jij je vervelend terwijl mama aan het bellen is.”

Voor oudere kinderen kun je nog specifieker zijn:

“Dat schreeuwen vind ik vervelend. Mama kan de persoon aan de telefoon niet goed horen. Ik wil graag dat je stil bent als ik aan het bellen ben.”

Hier gebruik je een ik-boodschap om uit te leggen wat je vervelend vindt en wat je van je kind verwacht.


Over je kind praten waar het bij staat

Een andere valkuil is praten over je kind terwijl het erbij is. Vaak gebruik je dan “is” in plaats van “je bent,” maar de impact is hetzelfde. Je plakt een label.

Voorbeelden:

“Sophie is soms wat verlegen.”

“Tom is niet zo goed in voetballen.”

“Sophie is niet zo goed in lezen.”

“Tom is drukker dan de oudste.”

Je kind hoort deze opmerkingen ook. Hoe vaker ze dit hoort, hoe groter de kans dat ze het gaat geloven en er zelfs naar gaat handelen.


Hoe kun je dit beter aanpakken?

1. Praat niet over je kind waar het bij staat.

Betrek je kind bij het gesprek in plaats van over hem of haar te praten.

2. Stel vragen in plaats van aannames te doen.

“Sophie, hoe vind jij het om te lezen? Welk boekje vind je het leukste?”

“Tom, wat vind jij van voetballen? Welke sport vind je leuk om te doen?”

3. Laat je kind zichzelf uitdrukken.

Dit voorkomt dat je onbewust labels plakt en je kind zich onbelangrijk voelt.

Wat doet deze tip met jou?

Ben je je al bewust van de kracht van woorden en hoe ze je kind kunnen beïnvloeden? Het is een kleine aanpassing die een groot verschil kan maken in hoe je kind zichzelf ziet.

Wil je meer weten of hulp hierbij? Meld je dan aan voor de online training